Hij zou vandaag jarig zijn
Hij vond vaderdag stom; dat je van elkaar houdt, dat vertel je niet door cadeautjes te geven maar met hoe je met elkaar omgaat. En door elke zaterdag een roos te kopen voor z’n vrouw en dochters. Wat dat betreft ben ik niet eens verwend maar verprutst.
Het was zijn droom om nog eens mee te doen aan ‘Ter Land, Ter Zee en in de Lucht’. Het leek hem geweldig om van zo’n schans af te glijden en dan die bel te luiden. Dat het ook niet zou kunnen lukken, dat kwam niet eens in hem op!
Ooit zijn we gestart met het maken van een tekening maar de afdaling is er helaas nooit van gekomen.
Een bobbel op mijn neus is een dierbare herinnering geworden
Terwijl ik hier aan denk, herinner ik me ook de keer dat mijn vader me een gebroken neus sloeg. We waren aan het oefenen met één of andere ingewikkelde circusact die we net op de tv hadden gezien. Het zag er zo simpel uit, dus dat zouden we vast wel na kunnen spelen. Het lukte wel, maar niet helemaal goed. Zeg maar. De bobbel op m’n neus helpt me om het nooit te vergeten. Het zal vast vreemd klinken, maar het is één van mijn dierbaarste herinneringen aan de man die mijn Eerste Grote Held is.
Of zijn enthousiasme om gitaar te leren spelen. Het feest eindigde op een Franse camping. De gitaar hield niet stand met al de regenbuien en sloot zijn bestaan af met een paar hele harde knallen. De snaren knapten. Midden in de nacht.
Geen talent, wel plezier
Een autorit zonder zingen was geen optie; hard én vals. Maar wat deed het er toe. Het is toch het hart, waar het om gaat. Ik denk niet dat we samen de eerste ronde van ‘Holland got Talent’ hadden overleefd als we daar aan hadden meegedaan. Maar hij was de uitdaging vast graag aangegaan. Met grenzeloos optimisme. Want, en dat was een levensmotto: ‘je weet pas of je iets écht niet kan, als je het geprobeerd hebt’. En dan bij voorkeur niet eenmaal, niet tweemaal maar zéker drie keer.
Zijn advies aan verliefde vriendinnetjes in onze puberteit was altijd kort: ga het die jongen vertellen! ‘Beter een blauwtje lopen dan een groentje blijven’. Dat gold trouwens niet voor zijn twee dochters. Die hield hij maar wat graag volkomen groen. De keer dat ik lastig werd gevallen tijdens een stage kan ik me nog goed herinneren. Eén keer het verhaal vertellen was genoeg om hem drie weken op rij de ochtenden vrij te laten nemen op mijn stagedag. ‘Ik breng je wel even’, was het commentaar. Hij heeft de begeleider elke week hartelijk de hand geschud. Tijdens de kop koffie die hij nooit afsloeg werd ook nog even verteld dat zijn dochters hem dierbaar waren. De zin ‘en kom er niet aan’ heeft hij nooit uit hoeven spreken; dat sprak wel uit zijn felle, blauwe ogen. Ik heb er een top stage gehad!
Hij was dwingend, fanatiek en heeft tussen de regels door de lat altijd hoog gelegd. Voldoen aan onuitgesproken verwachtingen was en is geen makkelijke opgave. Toch slaat de weegschaal altijd door naar de positieve dingen die ik mee heb gekregen.
Trots
‘Je vader zou trots op je zijn geweest’, hoor ik vaak. Dat is waar. Maar ook helemaal niet; in mijn leven heb ik keuzes gemaakt die hij vreselijk zou hebben gevonden. Maar juist omdat ik dit weet heb ik over al die keuzes heel goed nagedacht en is dat waarschijnlijk ook de reden dat ik nooit ergens spijt van heb gekregen.
Twee keer maakte hij groot leed mee: hij verloor nog voor zijn dertigste zijn eerste vrouw, mijn moeder, aan borstkanker. Hij bleef achter met twee kleine kinderen. Zijn tweede liefde, mijn stiefmoeder, overleed na 15 jaar huwelijk. Als je in zijn ogen keek leek het soms alsof hij een klein stukje met haar mee was gelopen, naar die hemelpoort.
Nog geen jaar later stond hij zelf, net 50 jaar, voor die poort en zal vast met gejuich binnengehaald zijn. Hij hield wel van een feestje!
Niet vergeten
Inmiddels heb ik hem overleefd en is het aantal jaren mét hem minder dan het aantal zonder. In ons laatste gesprek, tijdens een wandeling langs het strand, vroeg hij zich af óf én hóé hij herinnerd zou worden. Dat is de reden waarom ik elk jaar weer aandacht aan hem en zijn nagedachtenis besteedt. ‘Als niemand meer aan je denkt, dan ben je pas echt dood’. En als er iemand van het leven hield, dan was dat mijn vader.