Maar natuurlijk: afwassen ‘op de hand’, dat doe je alleen tijdens het kamperen!
En daarom stapelt de vuile vaat zich hier nu op. Logisch! Zeg, als jij nou even…’
Ik kies mijn woorden zorgvuldig en doe mijn best om de toon ook zo normaal mogelijk te laten zijn als ik deze vraag na het eten neerleg. Puber 2 heeft hard gewerkt en het laatste wat ik wil is natuurlijk zijn vrije dag wreed verstoren met het zetten van koffie en het inruimen van de afwasmachine. Dat is trouwens niet helemaal eerlijk: ik heb zélf geen zin in gezeur én ik vind dat hij wel even iets mag doen. Want, laat ik nog even een ontboezeming doen; hij doet de hele week hélémáál niets in huis dan binnenlopen, zijn vuile was náást de wasmand gooien en slapen. En dat dan zes dagen per week.
Hier in huis worden de kinderen dus door man-lief beschermd: die snapt het wel, als je elke dag hard (dat klopt trouwens) aan het werk bent, laat thuis (want horeca), laat uit bed om je zo snel mogelijk naar je werk te moeten haasten. Ik vind het kolder. ‘Als hij niet thuis zou wonen dan zou hij toch ook moeten…’ Maar hij woont niet ‘uit huis’, is het weerwoord. En daar is geen speld tussen te krijgen. Zie hier de valkuil van ouders naar hun inwonende kroost. Ze worden verwend!
Terug naar mijn zachte aanpak voor het afruimen, inruimen én de koffie. Naast me wordt gezucht maar het bijna-klaar-puberlijf hijst zich van tafel en ruimt af. Zonder enig misbaar. Mijn overwinnaarslach treft aan de andere kant van de eettafel doel. 1-0. Voor mij! In de keuken klinkt geklater, de waterketel fluit, de koffie wordt de huiskamer binnengedragen. Iedereen gaat weer zijns weegs.
Anderhalf uur later loop ik zelf de keuken in. Het aanrecht is schoon, het gasstel glimt me tegemoet. Alleen bovenop de vaatwasser staat een onheilspellende berg vaat.
De verklaring is even logisch als belachelijk: ‘de machine zit vol en de vaatwastabletten zijn op’.
Als ik puber 2 de afwasborstel laat zien is het enige commentaar ‘ja, die gebruik je tijdens vakanties!