Mamma’s pappot
Van mij had er best een vleugje meer ‘mamma’s pappot’ in mogen zitten. Twee zoons die een eigenzinnige beroepskeuze doen: de één bij defensie, de ander droomt van verre landen. Elke keer als er weer afscheid genomen moet worden huil ik dikke tranen met tuiten. Deze keer maakt de jongste het wel heel erg bont: er worden plannen beraamd om een jaar (12 maanden!) naar Nieuw Zeeland af te reizen. Ik zie mezelf over 5 jaar al bij Robert ten Brink op de bank zitten voor ‘love is in the air’…
De puber is boos. En niet zo’n klein beetje ook. Het aanstaande vertrek met de bijbehorende spanning zal er vast mee te maken hebben. Maar mijn opmerking is ook niet echt fijnzinnig geweest na een sneer over rondslingerende schoenen in de huiskamer (vier paar!). ‘Ik ga me niet verlagen tot de gedachte ‘na eind november heb ik niets meer om over te klagen. Vanochtend brak ik bijna mijn nek over je zooi. Ik wil echt dat je je schoenen opruimt. In je kást!’ En dat ‘kast’ kwam er boos uit en klonk sissend. ‘Kasssssssst!’
Terwijl je er nog bent, ben je eigenlijk al weg
‘Echt iedereen is nu bezig met het feit dat ik wegga en elk gesprek moet er over gaan. Vrienden houden geen rekening meer met mij, als het gaat om plannen maken. Zelfs niet nu ik hier nog ben.’
Ik moet schuld bekennen: terwijl ik uiteindelijk de schoenen met een boogje zijn kamer in heb gesmeten keek ik even verlangend rond. Ik wil die kamer wel hebben als werkkamer als hij weggaat. En voor mijn geestesoog verschijnt een muur met gezellige bloemetjes, een kastje heb ik in gedachten al gekocht en ik zie een comfortabele stoel voor het lezen van al die te recenseren boeken al voor een boekenkast staan… die boekenkast moet dan nog even in elkaar geknutseld worden.
Inmiddels weet ik dat het voor mij niet meer is dan een vlucht, al die gezellige gedachten; ik zie er als een berg tegenop om de gezelligheid van dit kind een jaar te moeten missen en het gat dat hij achterlaat is groter dan welk bloemetjesbehang, leuk kastje en fijne stoel dan ook kan opvullen. Een opmerking over ‘maar je kunt toch Skypen’ maakt mij op mijn beurt weer woedend over zoveel onbegrip. Het idee om op commando gesprekken met elkaar te moeten voeren maakt het afscheid alleen maar scherper.
Inmiddels heb ik die schoenen zélf maar in die kast gezet. Je kent het vast wel ‘omdat het nu nog kan…’