Eigenlijk praat ik liever over mijn honden dan over mijn kinderen…
Het zal je misschien verbazen, maar die opmerking is van mij. En schamen doe ik me er niet voor. Ik praat écht liever over mijn honden. Want weet je: als zo’n beest écht iets heel erg fout doet – en dat doen die van mij zeg maar dagelijks – dan kun je daar nog wel om lachen. Ik bedoel: als een hond precies voor iemands tuinhek een grote boodschap achter wil laten, dan kijk ik daar wat geneert naar, maar daarna ruim ik het gewoon op. Zo reageer ik dus niet als één van mijn kinderen ergens zou gaan zitten…
Nog een voorbeeld: onze honden jatten wel eens wat etenswaren. Ik ga daar echt niet boos om worden; dat gebeurt als je bent vergeten om op te ruimen – meestal de schuld van één van de pubers, maar dit terzijde – dus ach…
Maar…
Als ik voor de honderdste keer de koelkast aantref, volledig kaalgevreten door één van die hongerlappen, dan wil het nog wel eens voorkomen dat ik mijn zelfbeheersing verlies!
En zo glimlach ik als een hond op tafel danst en zou ik twijfelen aan de geestelijke vermogens mijn kinderen als zij zo iets zouden doen.
Op een hond word ik niet boos, als deze me nét iets te enthousiast begroet en ik dat met een kopstoot én een tand door mijn lip moet bekopen.
Stel je toch eens voor als één van mijn pubers mij zo zou begroeten en ik heb een tand door mijn lip… Oeioeioei!
Met honden ben ik opeens zo iemand die kan relativeren; een leeggespeelde zak bloem heeft een hele avond voor veel pret gezorgd, ik ruim het lachend op. Maar de zooi van mijn pubers is me dagelijks een doorn in het oog. En dat laat ik merken ook!
Mijn honden maken van mij een relaxte opvoeder. Iemand die in staat is om tegenslag met humor het hoofd te bieden.
Die zich niet door de situatie mee laat slepen als er dan die enkele keer toch eens iets gebeurt.
(Welnee. Ik sta nooit langs een weiland te joelen en te roepen dat ze ‘nu eindelijk eens HIER en SNEL terug moeten komen’)
Ach, laten we maar eerlijk zijn: opvoeden is eigenlijk altijd wel een ‘dingetje’; de ene keer lijkt alles heel makkelijk te gaan. Een andere keer loopt alles fout.
Zo’n dag dat er geen land met je kinderen te bezeilen valt. Een dag waarop je op elke vraag een hartgrondig ‘NEE!’ te horen krijgt.
(even tussendoor: moet je je zoon of dochter in zo’n nee-bui eens vragen: wil je een koekje? NEE! En dan naar dat gezicht kijken! Dikke pret!)
Op zulke dagen kun je misschien maar het beste je hoofd onder je dekbed steken en daar de hele dag ook blijven.
Bij wijze van spreken dan. Want er moet toch naar school gebracht worden, geholpen worden met aankleden, brood gesmeerd, sporttasjes gevuld en speel afspraken gemaakt…
Maar laten we eerlijk zijn naar elkaar: soms mag je best even zeggen dat het een opgave is, dat kinderen opvoeden!