Momo staat voor veel herinneringen in ons gezin.
Onze oudste hond wordt oud. Ik bedoel; we zien elke dag meer grijze haren verschijnen en de onoverwinnelijke glinstering van een jonge boxer heeft inmiddels plaats gemaakt voor de wijze, beschouwende blik van de hond die alles al heeft meegemaakt. Haar dochter huppelt nog vrolijk door het leven maar weet haar niet meer uit te dagen voor een lekker robbertje rennen door het hoge gras.
Af en toe bekruipt me het gevoel dat er een dag komt dat ik haar niet kwispelend bóven aan de trap tegenkom, dat ik ’s nachts geen aangeschoten puber hoor fluisteren ‘mag ik alsjeblieft in mijn eigen bed?’ omdat ze haar kans schoon heeft gezien en een sprintje naar een ‘mensenbed’ heeft getrokken.
We hebben haar ‘gekregen’ na een periode van veel teleurstellingen en verdriet; ons samengestelde gezin wenste zo erg een broertje of zusje maar miskraam volgde op miskraam. Momo kwam en bleek de perfecte binder: knuffelen, spelen, ruzie maken wie haar uit moest laten, irritatie over opvoedkwesties: wel op de bank of toch niet, aan tafel left overs voeren of alleen haar brokken, wie er op tijd thuis moest zijn om de hond ‘van de hondenopvang te halen’… We hebben het allemaal meegemaakt. En nog meer.
Bijzonder is het om als gezin de levenscyclus van een hond mee te maken: de jaren die we samen zijn gaan bijna gelijk op met het steeds ouder worden van deze hond. Haar doorleefde kop weerspiegeld de avonturen die we met haar mee hebben gemaakt, van vakanties en de verwachting die we hadden toen ze haar pupjes droeg en later verzorgde. Maar ze herinnert me ook aan die momenten dat we extra gas moesten geven als gezin en met elkaar. Haar lichaam veranderde van een ‘strakke, gespierde boxer’ in dat van een volwassen moeder die negen kinderen heeft gebaard en gezoogd.
Nu worden de wandelingen korter en het slapen juist meer. Ze speelt nog graag met een touwtje maar liever iets rustiger. Ze laat zich nog graag rondslingeren terwijl ze aan haar speeltje hangt maar houdt het aanmerkelijk minder rondjes vol. Ze gromt wat sneller als haar dochter iets te dicht bij de voerbak komt; vroeger regelde ze dat door een zetje met haar kont. In plaats van een doelgerichte sprong op de bank, klimt ze zuchtend en steunend naast je. Om je dan verwachtingsvol aan te kijken: ‘na al deze moeite ga je me toch niet vertellen dat het niet mag he, op de bank liggen?’
Momo staat voor veel herinneringen in ons (samengestelde) gezin. En haar ouder worden staat voor mij ook voor het uitvliegen van de kinderen. Om het dan nog maar niet te hebben over strak en gespierd en het lichaam van een volwassen moeder die gebaard en gezoogd heeft.